Aan neerslag voorlopig geen gebrek; waterstanden licht verhoogd
April is doorgaans de droogste maand van het jaar, maar doet dit jaar gewoon mee met de voorgaande maanden en is nat van start gegaan. In de stroomgebieden valt de komende dagen voldoende regen om de waterstanden op een relatief hoog niveau te houden voor de tijd van het jaar; een hoogwater situatie is echter niet te verwachten. In het water bericht leest u de details.
In de rubriek Water Inzicht een analyse van de El Niño. Afgelopen winter deed die zich voor in de Stille Oceaan en uit onderzoek blijkt dat er in die jaren een grotere kans is op een nat voorjaar in West-Europa. Ik ben nagegaan of we dat ook terugzien in de rivierafvoeren.
Water van de week.
Voorlopig zijn de lagedrukgebieden nog aan zet in onze omgeving
Een brede zone met een groot aantal kleinere lagedrukgebieden loopt vanaf de Atlantische Oceaan via het Verenigd Koninkrijk en de Noordzee tot over de Oostzee. Nederland en de stroomgebieden van Rijn en Maas liggen ten het zuiden van deze gordel en hier trekken met enige regelmaat regengebieden over. Op maandag lag een regenzone van zuid naar noord over het oosten van Frankrijk en België en juist langs de Nederlandse oostgrens.
Het heeft in het stroomgebied van de Moezel veel regen gebracht en dat heeft de komende dagen gevolgen voor de Rijnafvoer. Ook in de Ardennen viel de afgelopen dagen regen en daarom is ook de Maasafvoer weer wat gaan stijgen. De komende week blijven we onder invloed van de zone met lagedrukgebieden en tot en met vrijdag kan er alle dagen regen vallen.
Het komend weekend lijkt wat droger te verlopen maar daarna zou het regenachtige weer opnieuw terug kunnen keren; maar er zijn ook voorzichtige signalen dat hogedrukgebieden mogelijk wat meer invloed krijgen op ons weer. Al met al valt er de komende week zo'n 30 tot 40 mm regen in de stroomgebieden; waarbij de meeste regen wordt verwacht in het midden en noorden van de stroomgebieden. In zuid Duitsland en de Alpen valt deze week waarschijnlijk al wat minder neerslag.
Rijn stijgt ongeveer 1 m naar circa 11 m (NAP) bij Lobith.
De afgelopen week viel er voldoende regen om de Rijn rond de 10 m (NAP) te laten schommelen. Maar gisteren en vandaag is er voldoende regen gevallen voor opnieuw een lichte stijging. Vooral in het oosten van Frankrijk en Luxemburg viel veel regen en daarom stijgt de Moezel naar een vrij hoge afvoer voor de tijd van het jaar. Samen met wat water uit de Noord-Duitse zijrivieren kan de Rijn stijgen tot nabij de 11 m (NAP) op 5 april. De afvoer, die nu nog ca 2.750 m³/s bedraagt, zal dan gestegen zijn tot ongeveer 3500 m³/s.
De neerslag die in de rest van de week valt is onvoldoende om dit hoge niveau in stand te houden en daarom verwacht ik dat vanaf het weekend de Rijn weer gaat dalen; naar ongeveer 10 m (NAP) in het begin van de week na het volgend weekend. De afvoer daalt dan weer tot onder de 3000 m³/s en later tot onder de 2700 m³/s. Nog steeds licht verhoogd, want de langjarig gemiddelde afvoer voor deze tijd van het jaar bedraagt ongeveer 2500 m³/s.
Vooral vanuit de Bovenrijn neemt de afvoer de komende tijd wat af omdat er in Zuid Duitsland en Zwitserland niet zoveel regen wordt verwacht. De afgelopen week is er vooral in de Alpen ook opnieuw sneeuw gevallen waarbij de meeste sneeuw aan de zuidkant van de Alpen viel. In de daar gelegen Zwitserse provincie Tessin en in de Italiaanse Dolomieten ligt nu boven de 2000 m uitzonderlijk veel sneeuw: lokaal tot meer dan 5 m.
Ook aan de noordkant van de Alpen in het stroomgebied van de Rijn viel de afgelopen week nog weer wat sneeuw en ook hier is het sneeuwdek boven de 2000 m nog steeds veel dikker dan in een gemiddelde winter. Onder de 1500 m is maar weinig sneeuw gevallen en blijft het sneeuwdek ondermaats.
De komende dagen wordt in de Alpen de eerste dooiaanval verwacht als de temperaturen daar flink gaan stijgen. De meeste sneeuw van boven de 2000 m zal echter pas in de maand mei gaan smelten en vanaf dan de Rijn van extra water gaan voorzien. In combinatie met er nu nog hoge afvoeren voor de maand april en het smeltwater dat ons nog te wachten staat is de kans groot dat de afvoeren ook later in het voorjaar nog boven het gemiddelde zullen blijven.
Maasafvoer schommelt tussen de 400 en 500 m³/s.
De Maasafvoer was de afgelopen week tot ongeveer 300 m³/s gedaald, maar dat is nu weer wat gestegen door de neerslag van de afgelopen dagen in de Ardennen. Ook vandaag viel daar regen, maar de hoofdmoot valt in het deel van de Ardennen dat via de Moezel afwatert op de Rijn. Ik verwacht daarom dat de Maas morgen tot hoogstens iets boven de 400 m³/s zal stijgen.
Op 3 en vooral 4 april kan er wel aardig wat regen vallen in Ardennen en mogelijk kan de afvoer op 5 en 6 april even tot boven de 500 m³/s stijgen. Het komend weekend lijkt echter droog te gaan verlopen en daarom zal de afvoer vanaf 6 april weer gaan zakken. In de dagen na het volgend weekend keert de regen waarschijnlijk weer terug, maar zoals het er nu naar uitziet, blijven de neerslaghoeveelheden beperkt.
Het ziet er daarom naar uit dat de afvoer weer gaat zakken tot ongeveer 400 m³/s in het begin van de week na het volgend weekend, om daarna waarschijnlijk verder te dalen in de rest van die week. De langjarig gemiddelde afvoer vóór 10 april bedraagt ongeveer 300 m³/s dus voorlopig blijft de Maas daar nog wel even boven.
Water inzicht.
Heeft El Niño ook invloed op de rivierafvoeren van Rijn en Maas.
Het is de afgelopen tijd vaak in het nieuws geweest dat er op dit moment in de Stille Oceaan sprake is van een El Niño. Het zeewater voor de kust van Zuid-Amerika is dan opvallend warm en de invloed van dit weerfenomeen strekt zich uit tot over een veel groter gebied dan alleen het kustgebied van Zuid-Amerika.
Uit een studie van het KNMI blijkt dat vooral het voorjaar, na een winter met een El Niño, in onze omgeving natter verloopt dan gemiddeld. Boven het noorden van de Atlantische oceaan ontstaan in zo’n jaar vaker dan gemiddeld lagedrukgebieden en deze zetten daar een zuid(westelijke) luchtstroming in gang, die neerslaggebieden aanvoert tot over onze omgeving.
Het ligt voor de hand dat ook de stroomgebieden van de Rijn en Maas in zo’n situatie meer regen ontvangen. Aan de hand van de gegevens van El Niño en zijn tegenhanger El Niña ben ik in de afvoergegevens van de Rijn en de Maas op zoek gegaan naar zo'n mogelijk verband in het voorjaar. De gegevens over El Niño zijn op de site van de Amerikaanse weerdienst (NOAA) te vinden en die registratie ervan begint vanaf 1950.
In een jaar met een El Niño wordt het zeegebied voor de kust van Zuid-Amerika zo'n 1 tot soms wel 2 graden warmer dan gemiddeld en in een El Niña jaar is de zee juist enkele graden kouder dan gemiddeld. Ik ben voor mijn analyse uitgegaan van alle jaren dat de zeetemperatuur daar meer dan 1 graad warmer was dan gemiddeld of juist 1 graad kouder. Dat leverde sinds 1950 16 winters op met een El Niño en 17 met een El Niña.
De afgelopen winter was er dus sprake van in El Niño met een temperatuur die tot 2 graden hoger opliep. In de voorgaande 3 jaren was er juist sprake van een El Niña, maar deze was minder extreem en de temperatuur was in deze jaren steeds minimaal ongeveer 1 graad lager dan het langjarig gemiddelde.
Voor de rivierafvoeren van Rijn en Maas heb ik vervolgens de voorjaarsmaanden verdeelt over de de jaren met een El Niño of een El Niña en deze vergeleken met het gemiddelde van alle jaren tussen 1950 en 2024. Ik heb ook de zomermaanden meegenomen in de analyse om na te kunnen gaan tot hoe lang een eventueel effect van dit weersverschijnsel door zou lopen.
De eerste grafiek hieronder laat voor de Rijn zien dat de gemiddelde afvoer in de maanden na een El Niño (blauwe lijn) inderdaad een flink stuk hoger is dan het gemiddelde over alle jaren (groene lijn) en de El Nina-jaren (oranje lijn) liggen daar weer duidelijk onder. Het verschil tussen de verschillende reeksen van jaren begint al in februari, loopt daarna langzaam op tot in april om daarna weer af te nemen.
In april is de Rijnafvoer in de El Nino jaren gemiddeld bijna 500 m3/s hoger dan het gemiddelde en een El Nina-jaar ligt daar weer bijna 400 m3/s onder. Het verschil tussen de El Niño en El Niña-jaren in april bedraagt ongeveer 850 m3/s, een verschil van ca 35%.
Schermafbeelding 2024-04-01 om 20.38.51.png

Vanaf juli is er geen verschil meer tussen de jaren met een El Niño en een gemiddeld jaar. Bij de El Niña jaren zien we ook in de zomermaanden tot zelfs in het najaar dat deze nog altijd een wat lager gemiddelde hebben. Mogelijk heeft dit te maken met het sneeuwdek in de Alpen dat in een El Niña jaar minder dik zal zijn dan in een gemiddeld jaar, waardoor er minder smeltwater tot afstroom komt.
Dit smeltwater wordt altijd voor een groot deel in de grote Zwitserse meren opgeslagen en daarna vertraagd afgegeven in de zomer en nazomer. In de jaren met weinig smeltwater leveren de meren daarom tot in de nazomer minder water. Het verschil is niet heel groot, maar het is er wel in alle maanden. Het zou interessant zijn om eens nader te onderzoeken of het effect van een El Niña inderdaad tot zo lang doorwerkt.
Ook bij de Maas (zie tweede grafiek) is de afvoer in een El Niño jaar een stuk hoger dan een jaar met El Niña. In de hele periode van februari tot en met juni is de afvoer zo'n 75 tot 100 m³/s hoger; een verschil van zo'n 25 tot 30%. Ook hier zien we dat vanaf juli het effect voorbij is en vanaf de zomer is er geen verschil meer tussen de jaren met in El Niño, een El Niña of een gemiddeld jaar.
Schermafbeelding 2024-04-01 om 20.39.07.png

Een El Niño is overigens geen garantie dat de afvoer hoog is in het voorjaar en ook een jaar met een El Niña wil niet altijd zeggen dat de afvoer in zo'n jaar laag is. In de volgende twee tabellen heb ik eerst voor de Rijn en daarna voor de Maas de 15 jaren aangegeven met de hoogste (links) en de laagste gemiddelde afvoer (rechts) voor de periode van februari tot juni. De El Niño en El Niña jaren zijn gemarkeerd. Het laat duidelijk zien dat bij de hoogste afvoeren veel El Niño jaren te vinden zijn en bij de laagste afvoeren juist veel El Niña jaren.
Schermafbeelding 2024-04-01 om 13.11.01.png

Schermafbeelding 2024-04-01 om 13.11.30.png

Wat opvalt is dat het jaar met de allerhoogste afvoer in 1970 geen El Niño-jaar was en het vierde jaar in de reeks van Rijn was een El Niña jaar. Er zijn dus uitzonderingen. Het KNMI zegt ook dat er meerdere factoren zijn die bepalen of het droog of nat voorjaar is een El Niño of El Niña is er daar maar één van. Het kan dus anders uitpakken als een van die andere factoren dat jaar dominant is. Maar de kans dat een voorjaar in het stroomgebied nat verloopt na een El Niño jaar is wel duidelijk groter dan in de andere jaren.
Als we nu kijken naar het huidige jaar dan hebben we tot nu toe in februari en maart een relatief hoge afvoer gehad en april gaat waarschijnlijk ook die kant op. Het voorjaar van 2024 lijkt zich dus volgens de lijn te ontwikkelen die we ook in veel andere El Niño jaren hebben gezien. Maar het voorjaar is nog maar net begonnen dus het is nog even afwachten hoe het aan het eind uitpakt.
Een voorjaar met een lage gemiddelde afvoer zal het bij de Rijn echter zeker niet meer worden want met het dikke sneeuwdek wat zich nu nog in de Alpen bevindt, kunnen we er toch wel vanuit gaan dat ook later in het voorjaar er nog flink wat smeltwater gaat komen. Maar voor een hoge ranking in de lijst met El Niño jaren moet er ook in mei en juni nog wel flink wat neerslag gaan vallen en we zullen moeten afwachten of dat ook gaat gebeuren.